Uitspraak in rechtszaak van Ana de Armas-fans kan gevolgen hebben voor alle filmmaatschappijen

Afgelopen januari hebben twee Ana de Armas-fans Universal Pictures aangeklaagd voor $5 miljoen vanwege een misleidende trailer van de film Yesterday (2019). Afgelopen dinsdag liet een rechter in Californië delen van de rechtszaak toe, door te oordelen dat een filmtrailer "een commerciële uiting" is en geen recht heeft op brede bescherming onder het Eerste Amendement.
Commerciële aard
Advocaten van Universal Pictures probeerden de zaak te laten verwerpen met het argument dat een trailer een "artistiek, expressief werk" is dat een verhaal van drie minuten vertelt over het thema van de film, en dus moet worden beschouwd als "niet-commerciële" toespraak. Maar volgens een uitspraak van rechter Steven Wilson, "heeft Universal gelijk dat trailers enige creativiteit en redactionele discretie inhouden, maar deze creativiteit weegt niet op tegen de commerciële aard van een trailer".
In de kern is een trailer een advertentie die bedoeld is om een film te verkopen door consumenten een voorproefje van de film te geven.
Inhoud van trailers
In hun briefing over de kwestie gaven de advocaten van Universal aan dat filmtrailers al lange tijd beelden bevatten die niet in de uiteindelijke film voorkomen. Zij noemden Jurassic Park (1993) (een andere Universal-film), waarvan de trailer volledig bestond uit beelden die niet in de film voorkomen.
Hoewel de rechter in zijn vonnis ook duidelijk stelde dat "de uitspraak van het Hof beperkt is tot weergaven of een actrice of scène in de film voorkomt, en niets anders", zou zijn uitspraak grote gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop trailers worden gemaakt. Het komt namelijk wel vaker voor dat er iemand in de trailer te zien is die uiteindelijk niet of nauwelijks in de daadwerkelijke film voorkomt, of zelfs beelden die niet uit de film zelf afkomstig zijn.
Universal Pictures heeft nog niet gereageerd op de uitspraak. De zaak gaat nu over tot discovery en mogelijk class certification. Dit houdt in dat elke partij, via het burgerlijk procesrecht, bewijsmateriaal van de andere partij kan verkrijgen.