Recensie 'Deux jours, une nuit'
Pleidooi voor medemenselijkheid

In deze film van de gebroeders Dardenne moet Sandra (Marion Cotillard) haar collega's ervan zien te overtuigen hun bonus op te geven zodat zij niet ontslagen hoeft te worden. En in de twee dagen (en een nacht) die ze daarvoor heeft brengt haar pleidooi langzaam iets teweeg, zowel bij Sandra zelf als bij haar collega's.
Het is een rare gewaarwording. Filmster Marion Cotillard op een Waals industrieterrein. Door die Noord-Europese eenheidsbouw van grijze, platte hallen met een kiezelstenen parkeerterrein ervoor, zou het net zo goed Woerden of Stadskanaal kunnen zijn. Maar toch past Cotillard als Sandra vanaf het eerste moment perfect in de wereld van Jean-Pierre en Luc Dardenne, de filmmakende Belgische broers achter Deux jours, une nuit. Zonder make-up, met het haar achteloos in een staartje en gekleed in een simpele spijkerbroek en een roze hemdje, zien we een breekbare, tengere vrouw met een naar binnen gekeerde, doffe blik. Na een tijd depressief thuis te hebben gezeten, staat Sandra net op het punt om weer aan het werk te gaan, als ze slecht nieuws krijgt. Haar collega's zijn voor een keuze gesteld: Sandra mag terugkomen, maar dan gaat de bonus die iedereen zou krijgen niet door. Ze hebben gestemd en gekozen voor de bonus. Sandra krijgt de directeur op vrijdagmiddag nog net te spreken en hij zegt toe dat maandagochtend nog een keer gestemd mag worden. Sandra heeft dus twee dagen om een meerderheid van haar team ervan te overtuigen dat ze alsnog tegen hun bonus en voor haar moeten stemmen.
Versimpelde weergave
Je zou kunnen zeggen dat dit een wat versimpelde weergave van de werkelijkheid is, maar het werkt uitstekend als overzichtelijk kader voor het verhaal dat de Dardennes willen vertellen. Zoals gebruikelijk sturen ze hun hoofdpersoon op pad, waarbij ze veel oog hebben voor de details van het alledaagse: Sandra zit in bussen, loopt door woonwijken, drukt op deurbellen en beklimt trappen, op weg naar een van de collega's aan wie ze haar verhaal gaat doen. Het kost haar zichtbaar moeite om voor zichzelf op te komen. En je voelt hoe zwaar het is om dit te vragen, hoe vernederend het is om in feite te gaan smeken om je baan. Elke keer luistert ze deemoedig als ze de redenen te horen krijgt om voor het geld te kiezen: een studerende dochter, een partner die ook net haar baan kwijt is, een huis waar nog het nodige aan moet gebeuren.
Sandra staat vaak op het punt om het op te geven. Ze zakt regelmatig terug in haar depressie. "Ik besta niet. Ik ben helemaal niets", zegt ze tegen haar man Manu (vaste Dardenne-acteur Fabrizio Rongione), nadat ze weer door een collega is afgewezen. Maar Manu wil er niet van weten. Hij heeft een onvoorwaardelijk geloof in zijn vrouw en weet haar telkens weer moed in te spreken. En gaandeweg zien we dat Sandra's pleidooien iets teweeg beginnen te brengen bij haar collega's. Het sprokkelen van stemmen voor maandagochtend wordt langzaam ondergeschikt aan die individuele momenten van medemenselijkheid. Het is de krachtige doorvertaling die de film maakt van onze economische omstandigheden naar de ontmoeting tussen twee mensen. En in die ontmoeting ligt bij de gebroeders Dardenne altijd de potentie besloten voor groei, zelfs voor verlossing.