Recensie 'The Assassin'
Chinees historisch epos is pure filmkunst

De Taiwanese filmmaker Hou Hsiao-Hsien (1947) heeft met The Assassin een ware meesterproef afgelegd, voor zover dat nog nodig was voor de regisseur van A Time to Live and a Time to Die (1985), A City of Sadness (1989) en The Puppetmaster (1993), allemaal hoogtepunten destijds op het IFFR, waar hij ook al eens ‘Filmmaker in Focus’ was met een uitgebreid retrospectief van zijn werk.
Zinnelijk genot
Op het afgelopen festival in Rotterdam ging zijn nieuwste film The Assassin in première, die zich onderscheidt door de oogverblindende pracht van het filmbeeld. Het verhaal speelt zich af in de 9e eeuw ten tijde van de Tang-dynastie, en de zeer grote aandacht voor het correcte historische detail in de kostumering en de interieurs, alsmede de oogstrelende landschappen en het perfecte geluid, zorgen ervoor dat de film van begin tot eind een genot is om in ondergedompeld te worden. Van te voren verfijnd Chinees uit eten gaan en daarbij voldoende Chinese likeur nuttigen valt overigens zeer aan te bevelen. Want hier en daar wordt gemopperd dat het verhaal niet altijd even gemakkelijk te volgen zou zijn, maar dat geeft eigenlijk niet zo zeer. De toeschouwer in de bioscoopzaal doet er goed aan vooral de zinnen te laten prikkelen door dit feest voor oog en oor.
Stamboom van hoofdfiguur
Overigens wordt in veel filmzalen bij het promotiemateriaal van deze winnaar voor Beste Regie op het laatste festival in Cannes een volledige stamboom van Nie Yinniang verstrekt, de huurmoordenares die in deze martial arts/wuxia-film de hoofdfiguur is, zodat voor iedereen die wil weten hoe de familieverhoudingen precies in elkaar steken volstrekte duidelijkheid wordt verstrekt. Ook op het internet valt deze handleiding te raadplegen.
Muze van de regisseur
Nie Yinniang, uitstekend en zwijgzaam gespeeld door Shu Qi, de muze van regisseur Hou, krijgt de opdracht de gouverneur van de opstandige provincie Weibo te doden omdat hij er op uit is de macht van de keizer te breken Deze Tian Jián, haar volle neef, was oorspronkelijk voorbestemd om met haar te trouwen. Het bevel komt van de non-prinses Jiaxin, de tante van Nie, die haar als kind uit wraak ontvoerde en opvoedde met als doel haar later in te kunnen zetten in de politieke strijd. De moord op Tian Jián zou tenslotte het einde betekenen van de Tang-dynastie (618-907) en werd destijds opgetekend door de schrijver Pei Xing.
De film begint met een in prachtige zwart-witbeelden gefilmde proloog, die direct doet denken aan de bloeitijd van de Aziatische cinema in de jaren 50, met echo’s van Kurosawa in bijvoorbeeld Rashomon (1950). Er wordt een kort historisch overzicht in gepresenteerd en we maken vervolgens kennis met alle elementen die de rest van de film, verteld vanuit het perspectief van Nie Yinniang, zullen bepalen. Dan volgt, in spectaculaire kleuren, de titel en neemt het eigenlijke drama een aanvang. Er wordt direct ook al een zeer poëtische link gelegd tussen het ruisen van de wind in een berkenbos, en het plotselinge zoeven van het zwaard dat door Nie Yinniang, altijd in het zwart gekleed, virtuoos en dodelijk gehanteerd wordt. Maar niet zonder innerlijke strijd. Zoals ze later ook zegt: “Het zwaard is snel en meedogenloos, maar het hart onderworpen aan sentimenten.”